144e verjaardag ontdekking Sirius B

Sirius A en B
In de nacht van 31 januari 1862, vandaag precies 144 jaar geleden, ontdekte Alvan Graham Clark de begeleider van Sirius, genaamd Sirius B. Clark was die nacht eigenlijk een zelfgemaakte 18″ refractor aan het testen en richtte z’n telescoop eens op Sirius, met een helderheid van -1,46m de helderste ster aan de hemel. Vlakbij zag hij een sterretje met een helderheid van 8,5m, natuurlijk hevig overstraald door grote broer Sirius. Dat Sirius een begeleider had was Clark al bekend, want in 1844 had Friedrich Wilhelm Bessel al op theoretische gronden berekend dat Sirius een begeleider moest hebben (noot: een aantal jaren geleden stond er in Zenit een artikel dat ergens in Afrika een stam, de Dogon, ook al wist dat Sirius een begeleider moest hebben. Toch knap voor een stam die nog nooit van telescopen had gehoord). Overigens, Clark was lid van een gehele familie van telescoopbouwers. Z’n vader en broer hadden ook meegebouwd aan de 18″ refractor.
In 1915 ontdekten astronomen van de Mount Wilson sterrenwacht dat Sirius B, inmiddels bijgenaamd ‘de Pup’, een witte dwerg is, de eerste van z’n soort. Eerder schreef ik al dat vorig jaar pas met de Hubble ruimtetelescoop voor het eerst de massa van Sirius B is gewogen. Hij blijkt 98% van de zonsmassa zwaar t zijn en de diameter is 12.000 km. Da’s dus de gehele Zon samengeperst in een bol zo groot als de Aarde.
Het moet mogelijk zijn dat amateurs ook Sirius B waarnemen. Volgens het astronomische jaarboek 2006 van Universe Today (blz. 32) moet je ’s avonds kijken, niet ’s nachts!, moet Sirius erg hoog aan de hemel staan, moet je een middelgrote telescoop hebben (maat wordt niet vermeldt) én moet je verdomd goede ogen hebben. Als je daar allemaal aan voldaan hebt moet je het lichtverschil tussen -1,46 en 8,5m kunnen overbruggen en moet je kunnen doen wat Clark in 1862 voor het eerst deed.
Eh.. ik weet het nu al: het gaat mij niet lukken met m’n ETX70, want Sirius staat niet hoog genoeg aan de hemel:-))

The Edge: slot

Voor de derde en laatste maal: een serie gevaarlijke ideeën anno 2006, uitgesproken door wetenschappers via het webtijdschrift The Edge! Ditmaal van de astronomen Piet Hut, Leonard Susskind en last but not least
Piet Hut
Piet Hut (Nederlands astrofysicus in Princeton, werkt o.a. aan het computersimulatieprogramma GRAPES): zijn idee start met Copernicus en Darwin. Copernicus liet zien dat we geen centrale plaats in het heelal innemen, Darwin liet zien dat er qua evolutie geen verschil is tussen mens en dier. Beiden wijzigden daarmee het beeld dat we hadden van de wereld. Piet Hut z’n idee is dat in de volgende revolutie niet het beeld van de wereld zal wijzigen, maar de wereld zelf. Na Copernicus en Darwin zal de volgende stap zijn het opheffen van het onderscheid tussen feit en fictie. Zo zou de natuurkunde wel eens aan kunnen tonen dat tijd bijvoorbeeld heel anders is dan we denken. Misschien dat verleden, heden en toekomst helemaal niet bestaan. Ziedaar Hut’s gevaarlijke idee in een notendop.
Leonard Susskind
Leonard Susskind (theoretisch natuurkundige in Stanford, medebedenker van de string-theorie en auteur van o.a. The Cosmic Landscape): zoals ik zondag en gisteren al zei is Susskind warm pleitbezorger van het Antropische Principe (AP). Het heeft hem veel tegenstanders in de wetenschap en daarbuiten opgeleverd. De aartsbisschop van Wenen, Christoph Schönborn, beschuldigde Susskind ervan ‘afstand te nemen van de menselijke intelligentie’ met zijn stellingname over AP. Startpunt van Susskind is de string-theorie: die theorie laat zien dat met de huidige set aan elementaire deeltjes en de krachten daartussen miljoenen variaties mogelijk zijn. Die enorme ruimte met alle mogelijke variaties, waarvan de veelheid meer dan 10 tot de macht 500 kan bedragen, wordt door Susskind ‘The landscape’ genoemd. In de meeste delen van dit multiversum is leven niet mogelijk. De ‘constanten’, de massa’s van deeltjes en de sterkten van de krachten tussen de deeltjes zijn daar zodanig dat ze ontstaan van leven blokkeren. Alleen in ons stukje van het multiversum zijn de juiste waarden aanwezig om leven te doen ontstaan en daarom IS het leven ook ontstaan.
Frank Tipler
Frank Tipler (wiskundig natuurkundige, die o.a. een boek over het Antropische kosmologische principe heeft geschreven):
Einstein heeft laten zien dat materie kan worden omgezet in energie. Het beste bewijs daarvoor is de atoombom, waarbij een beetje uranium wordt omgezet in energie. Maar bij die explosie wordt minder dan 1% van de massa van het uranium omgezet in energie. Volgens Tipler moet het technologisch mogelijk zijn om 100% van materie om te zetten in energie. Zoiets zou in een kleine fabriek mogelijk moeten zijn en daarmee zou de mensheid eeuwenlang kunnen leven van de energie van bijvoorbeeld 100 kg materie. Nadeel is echter dat terroristen deze techniek kunnen gebruiken om een mega-atoombom te maken, die het einde zou betekenen van het leven op Aarde. Tipler start dus optimistisch, maar eindigt op deze nogal pessimistische visie.

We hebben de afgelopen drie dagen zes astronomen/natuurkundigen gezien die vrij rigoreuze ideeën hadden over de mensheid en de wereld. Ideeën die nu als gevaarlijk zouden kunnen worden beschouwd, maar die over misschien 200 jaren als geaccepteerd worden beschouwd.
Hebben de lezers van deze astroblogs zelf ook van dit soort ‘gevaarlijke’ ideeën? Wie durft ze te opperen? Schroom niet en mail ze naar mij. Wat ik er dan mee doe? Publiceren natuurlijk!

The Edge: deel II

Zoals ik gisteren beloofde zal ik vandaag een aantal ‘gevaarlijke ideeën’ op mijn astroblog publiceren van een aantal van de 119 geleerden die voor het webtijdschrift The Edge onlangs ieder één gevaarlijk idee mochten opperen. Tot de 119 wetenschappers behoren ook enkele astronomen en wij zijn natuurlijk nieuwsgierig wat deze lieden als gevaarlijk beschouwen. Laten we maar eens een rondje maken:
Paul Davies
Paul Davies (auteur van o.a. The last three minutes): zijn idee is dat landen zich druk maken om de opwarming van het klimaat, maar we kunnen beter andere dingen doen. Westerse landen zoals de VS en Engeland zullen met pijn en moeite zich houden aan het Kyoto-verdrag, maar opkomende reuzen zoals India en China hebben lak aan dat verdrag en dus gaat de opwarming gewoon door. En nu komt Davies stelling: zo erg is die opwarming eigenlijk niet. Ok, er zal een zeespiegelstijging plaatsvinden en een aantal kustgebieden zal onder water lopen, maar andere gebieden zullen weer andere veranderingen meemaken. Siberië zal door de verwarming in agrarisch opzicht weer interessant worden en er zullen ook nattere gebieden ontstaan. Kortom, het terugdringen van het broeikaseffect blijft wel een wens, maar praktisch gezien ontbreekt gewoon de politieke wil en dus kunnen we ons beter over andere dingen druk maken, aldus Davies.
Lee Smolin
Lee Smolin (theoretisch natuurkundige, die zich o.a. bezighoudt met quantumgravitatie): zijn stelling begint met Darwin en Einstein. Darwin kwam met de theorie van natuurlijke selectie. Levende wezens waren geen absolute categorieën, die er a priori altijd waren. Nee, ze waren het resultaat van een voortdurende evolutie. Einstein rekende op zijn beurt af met het bestaan van absolute ruimt en tijd. De wereld is een netwerk van relaties die zich ontwikkelen in de tijd. Wat Smolin nu doet is Darwin’s idee van natuurlijke selectie toepassen op de wetten van de natuur zelf: zijn de natuurwetten ook niet het gevolg van een natuurlijke selectie? Smolin’s antwoord is natuurlijk bevestigend. Zo toont de ‘string-theory’ aan dat de huidige set van deeltjes en krachten tussen die deeltjes niet uniek is, maar dat uit een oneindig aantal mogelijke varianten de huidige variant in dit heelal is ontwikkeld. De massa van het proton had dus net zo goed 0,005% zwaarder kunnen zijn geweest. Smolin’s idee van de evolutie van de natuurwetten zelf is niet nieuw. In 1891 was hij al voorafgegaan door de filosoof Charles Sanders Pierce.
Paul Steinhardt
Paul Steinhardt (één van de baanbrekende astronomen op het gebied van de inflatietheorie van de Big bang): Eerst rekent Steinhardt af met een ander ‘gevaarlijk idee’ (in zijn ogen dan), namelijk van het antropische principe (waar ik gisteren ook al over sprak). Volgens die theorie zijn er vele universums mogelijk met een oneindig aantal varianten in natuurkrachten en deeltjes en wij leven net in die ene variant waarin alles perfect is afgesteld zodat er leven in kon ontstaan. Steinhardt gelooft daar niet in, maar het voert hier even te ver om z’n argumenten te noemen. Het gaat hier even over zijn eigen ‘gevaarlijke idee’, namelijk de verklaring waarom de kosmologische constante zo laag is. Die kosmologische constante, in 1917 voor het eerst geopperd door Einstein, daarna door dezelfde Einstein weer verworpen, en in de jaren tachtig gerehabiliteerd als zijnde de vacuümenergie van het heelal, heeft een waarde die door geen enkele big bang theorie verklaard kan worden. Steinhardt heeft wel een verklaring: het heelal is veel ouder dan we denken. Niet de 14 miljard jaar die we nu aanhouden, maar vééél langer. Steinhardt komt met een revival van het cyclische heelal: een heelal dat expandeert, dan na de ‘Gnab Gib’ weer inkrimpt en vervolgens na een ‘Big Bang’ opnieuwt expandeert. Iedere cyclus duurt triljoenen jaren en er zijn al meer dan 10 tot de macht googol cycli geweest, aldus Steinhardt. De kosmologische constante is helemaal niet constant, maar neemt met iedere nieuwe cyclus weer een heel klein beetje af en dat heeft geleid tot de huidige lage waarde ervan. Klinkt allemaal erg theoretisch, maar volgens Steinhardt is het zeker verifieerbaar. Het cyclische model geeft voorspellingen voor oer-gravitatiegolven en variaties in dichtheid en temperatuur. Allemaal effecten die waar te nemen zijn.

Zo, genoeg gevaarlijke ideeën voor vandaag. Morgen weer een zooitje ideeën van Leonard Susskind, Frank Tipler en Piet Hut.

The Edge: gevaarlijke ideeën op de loer!

The Edge, webtijdschrift
Af en toe komt een onderwerp voor een astroblog ook gewoon aanwaaien. Vandaag zat ik in de Volkskrant in de Kennisbijlage een recensie te lezen van een boek van de natuurkundige Leonard Susskind. Het boek heet The Cosmic Landscape en in het boek gaat het over het antropische principe (AP). Dat principe is al vrij oud, in 1973 kwam de theoretisch natuurkundige Brandon Carter er als eerste mee aan. Met AP wordt bedoeld dat de vele natuurconstanten precies zijn zoals ze zijn omdat er anders geen mensen in het heelal zouden kunnen ontstaan. Zo is één van de natuurconstanten de zgn. Fine-structure constante en de waarde daarvan is 7,297352568(24) x 10-3. Zou die laatste 8 een 7 zijn geweest dan is de kans erg groot dat he gehele universum er anders uit zou zien en dat de mensheid nooit zou kunnen ontstaan. In zijn boek gaat Susskind hier allemaal verder op in. ‘Goh, leuk om eens aandacht aan te besteden in m’n astroblog’ denk ik dan en dus ga ik op Internet even googelen om meer info.
Ik typ dus “Susskind + Anthropic principle’ in het Google-venster en de eerste hit verwijst mij naar de website van The Edge. ‘The Edge’?, nooit van gehoord. Daar een lange discussie tussen Susskind, als voorstander van AP, en Lee Smolin, de kosmoloog die tegenstander is. Discussie is erg ingewikkeld en ik vraag mij af of dat enigszins te vertalen is voor deze astroblog.
Even later lees ik de wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad (jazeker, op zaterdag willen er hier wel eens meerdere kranten in huis verschijnen, een mens moet toch wat) en wat lees ik op de voorkant daarvan: een groot artikel over ….. The Edge! Goh, die was ik toch net een kwartier eerder ook al tegengekomen. The Edge blijkt dus een webtijdschrift te zijn dat onder andere boeiende, maar ook lange discussies tussen wetenschappers publiceert. In de NRC gaat het om 119 wetenschappers die gevraagd is naar ‘gevaarlijke ideeën’. De ideeën die Copernicus en Darwin in hun tijd hadden over de positie van de Aarde in het universum respectievelijk de ontwikkeling van leven waren toen in de ogen van tijdgenoten erg gevaarlijk. Welke ideeën zijn nu anno 2006 gevaarlijk? Bij die 119 wetenschappers zitten ook enkele astronomen, zoals Martin Rees, Piet Hut (Nederlandse astronoom, jazeker), Frank Tipler èn… Leonard Susskind en Lee Smolin. Wat zijn nu precies volgens deze gerenommeerde astronomen vandaag de dag gevaarlijke ideeën? Welke ideeën kunnen in 2006 dus als aanstootgevend worden beschouwd, terwijl ze over tweehonderd jaar wellicht als briljant zullen worden ervaren? Daarover zal ik morgen in deze astroblog over schrijven………. wordt vervolgd!

Planeet ontdekt die op Aarde lijkt

OGLE-2005-BLG-390Voor het eerst hebben astronomen een planeet bij een andere ster ontdekt die op de Aarde lijkt. Er zijn al 170 planeten bij andere sterren ontdekt, maar die zijn allemaal gasachtig zoals Jupiter en ook vele malen zwaarder dan de Aarde. De nu ontdekte planeet, die de aardige naam OGLE-2005-BLG-390 draagt, is slechts 5,5 maal zo zwaar als de Aarde en z’n oppervlak is hard. Je kunt er dus gewoon op lopen, nou ja, meer schaatsen waarschijnlijk want de temperatuur is er zo’n -220 graden celcius. Dit komt omdat de planeet verder weg staat van de ster waar hij rondjes omheen draait dan de Aarde van de Zon èn omdat die ster ook nog eens minder heet is. Het is een zogenaamde M-dwergster die zich in het sterrenbeeld Boogschutter bevindt.
OGLE-2005-BLG-390 staat op 2,6 Astronomische eenheid (AE) van zijn ster verwijderd. De Aarde staat 1 AE van de Zon, d.w.z. gemiddeld zo’n 149 miljoen km. De OGLE-planeet en z’n moederster staan beiden 28.000 lichtjaar hier vandaan in de richting van het centrum van de Melkweg.
De aardachtige planeet is ontdekt met een nieuwe techniek, de zgn. microlensing. Deze is toegepast in het ‘optical gravitational lensing experiment’ (OGLE), waarbij gekeken wordt naar het krommingseffect van een ster. De massa van een ster doet de ruimte er omheen een klein tikkeltje krommen en hierdoor buigt het licht van er achter liggende sterren ook weer een tikkeltje af. De planeet die om de ster heen draait geeft ook weer een klein effect aan de kromming en die is door de astronomen gemeten. Uit de kromming (zie figuur hieronder, waarbij het kleine ‘bumpje’ rechtsonder door OGLE-2005-BLG-390 wordt veroorzaakt) kan men dan massa en baan van de planeet afleiden.Kromming van de ruimte
De nu ontdekte planeet is de derde die met de OGLE-techniek is gevonden. De andere 170 eerder ontdekte planeten zijn ontdekt door doppler-verschuivingen, waarbij men kijkt naar het zwaartekrachtseffect van planeten op de ster waar ze omheen draaien. Omdat alleen zware sterren zo’n effect teweeg kunnen brengen zijn lichtere planeten met deze techniek niet waar te nemen. Morgen wordt de ontdekking bekend gemaakt in Nature. Het NOS-Journaal bracht vanavond ook al het nieuws, in de acht uur-versie. Het blijft leuk om dit soort astronieuws weer in het grote mensen-journaal gepresenteerd te zien.

Maan en Antares in conjunctie

Maan en Antares in conjunctie
Wie morgenochtend vroeg niets te doen heeft en de kou denkt te kunnen trotseren kan een mooie samenstand van de Maan en de rode ster Antares bekijken. Zo’n samenstand noemen we een conjunctie en tot een uur of zeven ’s morgens is het allemaal te bewonderen laag in het zuidoosten. Mocht je toevallig in Zuid-Afrika wonen dan heb je helemaal geluk, want daar zal Antares door de Maan worden bedekt. Antares is de helderste ster van het sterrenbeeld Schorpioen.
Het hierboven afgebeelde plaatje is met Starry Night gemaakt voor de lokatie Dordrecht en laat de situatie om 5.50 uur zien. Rechtsboven van de Maan is de heldere planeet Jupiter te zien.

Stardustmissie een succes


De vorige week zondag teruggekeerde Stardust-capsule is door onderzoekers in het laboratorium opengemaakt en er bleken inderdaad stofdeeltjes van de komeet Wild-2 te zijn ingevangen. Zoals ik eerder al schreef is Stardust januari 2004 door de staart van komeet Wild-2 gevlogen en deeltjes van de komeet zijn toen ingevangen en terechtgekomen in een zogenaamde aerogel. Die gel is deze week nader onderzocht en naar schatting zitten er een miljoen fragmentjes in de gel. De meeste deeltjes zijn minuscuul van afmetingen, niet groter dan de dikte van een haar. De grootste deeltjes zijn naar verwachting ongeveer 1 mm groot. De deeltjes hebben ook een soort van impactkrater in de aerogel veroorzaakt, sommigen een halve cm groot.
Op de foto is een deeltje te zien met een diameter van 0,01 mm.
Stardust bevat naast kometenstof waarschijnlijk ook interstellair stof. Schattingen zijn dat zo’n 200 interstellaire stofdeeltjes zijn ingevangen. De geleerden denken er nog een hele kluif aan te hebben om de kometendeeltjes te onderscheiden van de interstellaire stofjes. Met behulp van het project Stardust at Home wil NASA ook computers thuis inschakelen om de data te analyseren. Met het onderzoek van het kometenstof hopen de wetenschappers meer te weten te komen over het ontstaan van het zonnestelsel.

Nu ook al amateur-satellietopnamen?

opname van 25 km hoogte
De laatste jaren was ik er al gewend aan geraakt dat in astro-glossy tijdschriften zoals Astronomy en Sky & Telescope amateurs foto’s publiceerden die je vroeger alleen toeschreef aan astronomen die werkten op Mount Palomar of op Pic de Midi. Supergave foto’s dus die de schoonheid van de sterrenhemel in volle glorie laten zien.
Maar afgelopen zaterdag zag ik dat er weer een nieuw hoofdstuk is toegevoegd aan de mogelijkheden van amateurs: satellietopnamen!! Nou ja, niet echt opnamen met een satelliet, maar wel met een heliumgevulde ballon. De resultaten zijn in ieder geval adembenemend (zie hierboven, genomen vanaf 25 km hoogte) en ze zouden genomen kùnnen zijn vanuit de Space Shuttle. Eén van die amateurs is Paul Verhage, leraar in Idaho, Verenigde Staten, met vast en zeker Nederlandse voorouders. Er zijn in de VS zo’n 200 amateurs die zich met deze ‘tak van sport’ bezig houden.
In zijn vrije tijd bouwt hij ‘poor man’s satellites’, de zogenaamde Amateur Radio High Altitude Ballooning (ARHAB). Die latexballon vullen ze met helium en deze wordt dan vervolgens opgelaten. In 2 tot 3 uur tijd kan zo’n ballon een hoogte bereiken van maximaal 35 km. Zo tussen 18 en 100 km hoogte is een gebied dat de nabije ruimte wordt genoemd, de grens zo’n beetje tussen de atmosfeer en de echte ruimte. Omdat de luchtdruk er maar 1% is van de luchtdruk aan de grond wordt de ballon veel groter.
Aan boord stopt Verhage allerlei apparatuur, zoals camera’s, geigerteller, luchtdrukmeters. Hij stopt er ook een GPS in, die iedere 60 seconden de exacte positie doorgeeft. Op een gegeven moment knalt de ballon uit elkaar en dan valt het hele zaakje naar beneden. Een ingebouwde parachute zorgt dan voor een veilige landing. Soms is de landingsplek enkele tientallen km verwijderd van de lanceerplek, soms is dat honderden km verderop. Dankzij de GPS weet Verhage precies waar zijn vehikel geland is.
De kosten van zo’n ballon zijn minder dan $1000,-. Veel onderdelen zijn meerdere malen te gebruiken, dus de kosten per vlucht zijn nog lager. Verhage heeft inmiddels al zo’n 50 vluchten achter de rug. Hij heeft ook al een boek geschreven over hoe een ARHAB te bouwen en de eerste 8 hoofdstukken zijn hier te lezen. Lezers van deze boeiende astroblogs vragen zich ongetwijfeld af of heliumgevulde ballonvluchten ook niet in Nederland mogelijk zijn? Ik betwijfel het eerlijk gezegd. De Nederlandse autoriteiten zitten niet graag te wachten op experimenten met ballonnen die ergens vanuit de lucht neer kunnen dalen op bijvoorbeeld een snelweg. In de VS hebben ze natuurlijk zeeën van ruimte en daar doen ze ongetwijfeld ook minder moeilijk. Misschien dat het in Frankrijk wel mogelijk is, waar ze meer onbevolkte gebieden hebben als in Nederland. Iets voor de Astrovakantie van Christiaan Huygens wellicht?

To be or not to be?

Nicolaus CusanusAl weer heel wat jaren terug las ik Harry Mulisch’ filosofische werk “De compositie van de wereld”, welke in 1980 werd gepubliceerd. Moeilijk boek, maar dat hoort geloof ik bij filosofische boeken, waarin ook een 45 toerenplaatje in de binnenkaft ingesloten zat. Z’n theorie staat mij niet meer helemaal voor de geest, het had geloof ik iets met muziek te maken, maar ik weet nog wel dat ik door Mulisch’ boek op het spoor kwam van ene Nicolaus Cusanus. Hij was geboren in Kues aan de Moezel in wat we tegenwoordig Duitsland zouden noemen in 1401. In 1448 werd hij kardinaal (ja ik weet het, ik sla een heleboel van de beste man z’n leven over, sorry) en als zodanig heeft hij ook de Nederlanden bezocht in 1451. Wat ik na lezing van Mulisch’ boek zo interessant vond aan Cusanus waren de citaten uit z’n vele werken die hij heeft geschreven. Veel citaten waarvan ik telkens dacht ‘goh, dat hij dat toen al wist’. Niet dat hij eind 15e eeuw al verklaarde dat we ooit zouden vliegen en koffiezetapparaten zouden gebruiken. Nee, z’n uitspraken hadden iets existentiëlere achtergronden, over bijvoorbeeld zijn en niet zijn. En over tijd. Een paar voorbeelden: In een brief aan de abt van het Benedictijnerklooster van Sint Quirin schreef Cusanus: “En dit is de allergeheimste godsleer, waartoe geen enkele filosoof is doorgedrongen en ook niet doordringen kan, zo lang de algemene grondregel van de gehele filosofie geldt: dat twee contradictionaire tegendelen niet samenvallen. Voor iemand, die God op mystieke wijze zoekt is het daarom noodzakelijk om zich – boven alle verstand uit – in die duisternis te werpen. En hij zal ontdekken, dat datgene wat het verstand voor onmogelijk houdt, namelijk dat zijn en niet-zijn gelijk zijn, juist de noodzakelijkheid is.” Lijkt erg veel op wat Hegel honderden jaren later schreef in zijn Wissenschaft der Logik: “Das reine Sein und das reine Nichts is also dasselbe.” In zijn boek De docta ignorantia schreef Cusanus over tijd en beweging: “motum, …est quies seriatem ordinata“, oftewel voor de goed verstaander “beweging is een opeenvolging van stilstanden.” Trouwe lezers van deze astroblog zullen zich ongetwijfeld afvragen waarom ik iemand van ruim 500 jaar terug citeer en wat het verband is met sterrenkunde. Dit is per slot van rekening toch een astronomie-weblog? Ja, ik weet het. Maar Cusanus’ uitspraken, en hij heeft er vele gedaan, intrigeren mij en ik denk dat er ook raakvlakken zijn met hedendaagse ideeën over het ontstaan van het heelal. In de big bang waren zijn en niet-zijn ook twee essentiële toestanden. Eerst was er niets (tenminste als we niet uitgaan van een ‘bouncing’ heelal) en toen was er plots een big bang en in no-time een heelal. Binnen het huidige heelal heb je ook zijn (materie) en niets (vacuüm) en ook daar is veel over te zeggen/schrijven. Tijd wordt door sommige natuurkundigen gequantiseerd, net als deeltjes, en zo zou tijd een opeenvolging zijn van quantum-eenheden van tijd met een Planckse lengte. Zoals de ontdekking van het sterrenstelsel bestaande uit donkere materie, waarover ik deze week schreef (zie donker stelsel) laat zien is er veel verborgen materie en energie in het heelal. Het vacuüm blijkt feitelijk vol met energie te zitten, de kosmologische konstante waarover Albert Einstein ook al had geschreven. Zijn en niet-zijn zijn dus niet zo gek verschillend van elkaar.

Fossiel dwergsterrenstelsel ontdekt

Haro 11, het beestje moet een naam hebben
Deze week hebben astronomen bekend gemaakt dat ze met de Far Ultraviolet Spectroscopic Explorer (FUSE) van de NASA een dwergsterrenstelsel hebben ontdekt waar een ware geboortegolf van sterren plaatsvindt. De bekendmaking werd gedaan op de 207e bijeenkomst van die club van Amerikaanse sterrenkundigen, en waar ik de afgelopen week al meer dingen over verteld heb. Ik moet volgend jaar ook maar eens naar dat congres gaan, lijkt mij best interessant.
Afijn, die astronomen, komend uit Zweden, Spanje en de Verenigde Staten, onderzochten het kleine sterrenstelsel, genaamd Haro 11, dat gelegen is op een afstand van 281 miljoen lichtjaar. Voor astronomen niet eens zo ver weg. Wat Haro 11 zo bijzonder maakt is dat het erg lijkt op de allereerste sterrenstelsels die ons heelal kort na de Big Bang moeten hebben bevolkt. De eerste 300.000 jaar na de Big Bang waren er helemaal geen sterrenstelsels, want het heelal was toen zo heet dat alle atomen geïoniseerd waren. Fotonen, lichtdeeltjes, konden ook niet vrij bewegen en daarom spreken we van de ‘dark ages’ van het heelal. Toen na 300.000 jaar door de afkoeling de temperatuur onder een bepaalde grens daalde ‘ging het licht aan’ en konden de eerste sterren ontstaan. Astronomen denken dat sterrenstelsels ontstonden doordat kleine dwergstelsels, zoals Haro 11, samenklonterden om grote stelsels te vormen. Zodoende verdwenen ook geleidelijk de kleine stelsels en bleven de grote stelsels over. Die dwergstelsels die nu nog in het heelal bestaan zijn dan ook fossiele stelsels, die de grote samenklontering overleefd hebben.
Interessant is dat in de grote sterrenstelsels in de centra zwarte gaten ontstonden en dat die er voor konden zorgen dat het gas in het stelsel opnieuw ioniseerde. Die zogenaamde reionisatie verhinderde het ontstaan van sterren en dat leverde op haar beurt weer de vorming op van elliptische sterrenstelsels. Afgelopen vrijdag heeft Stijn Wuyst in zijn lezing voor Christiaan Huygens hier ook op gewezen. Kortom, mensen kom ook eens een lezing bijwonen bij sterrenkundevereniging Christiaan Huygens, want die zijn verdraaid nuttig.

Bron: John Hopkins Universiteit